Op donderdag 2 juni gingen we met het Living Lab agro-ecologie en biologische landbouw langs bij drie bedrijven die elk op hun eigen manier agro-ecologie in de praktijk brengen. Op de planning stonden het biodynamisch, coöperatief en gemengd bedrijf ‘De Zonnekouter’, het biologisch, zelfpluk en kleinfruitbedrijf ‘Purfruit’ en het gangbare, gemengde bedrijf van Stijn De Wulf die experimenteert met niet-kerende bodembewerking. Zowel beleidsmakers als startende landbouwers tekenden present voor deze uiterst leerrijke bijeenkomst. Deze dag kaderde binne het interregproject TRANSAE.
Doorheen de dag leerden de aanwezigen meer over het concept agro-ecologie en zagen met eigen ogen hoe hiermee omgegaan wordt op een bedrijf. De innovatieve landbouwers kregen de gelegenheid om de beleidsmakers te informeren over de moeilijkheden en onduidelijkheden rond wet- en regelgeving waarmee ze geconfronteerd worden. Voor de aanwezige startende boeren was het een uitgelezen kans om hun vragen te stellen aan deze ervaringsdeskundigen. Tegelijk vond er een kruisbestuiving plaats. Door onze toekomstvisies uit te spreken werd steeds duidelijker hoe de tandem landbouwer-beleid in de toekomst steeds beter in elkaar kan haken.
Tijdens ons bezoek aan de Zonnekouter werd ons toegelicht wat biodynamische landbouw is. Biodynamische landbouw is strenger dan biologische landbouw op een aantal landbouwpraktijken die te maken hebben met dierenwelzijn (bv. het verbod op onthoornen), verwerking en vruchtwisseling. Daarnaast moet er een bepaald percentage van de bemestingsgift uit compost komen. De Zonnekouter is een hoofdzakelijk groentenbedrijf maar houdt ook vleesvee. De onverteerbare grasklaver, die om de twee jaar wordt ingezaaid om koolstof- en stikstof op te bouwen in de bodem, wordt door het vee omgezet tot eetbaar vlees. Daarnaast kunnen minder rendabele percelen optimaler gevaloriseerd worden door ze te gebruiken als weide, in plaats van als akker. Op deze weides wordt aan roterende begrazing gedaan om het gras vitaler te houden. Het vlees van dit beperkte aantal runderen (5 à 10), gevoederd via extensief beheerde weides of eigen grasklaver, wordt nadien verkocht via de korte keten. De mest van het vee is een mooie aanvulling op de compost die gemaakt wordt van de oogstresten, waardoor de bodem gevoed wordt met een breed spectrum aan nutriënten. En zo maakt een kleine kudde koeien en schapen de kring op de boerderij rond.
Toegang krijgen tot meer grond en NER’s is voor de eigenaars een hele uitdaging.. Ze ondervinden dat heel wat gepensioneerde landbouwers uit de regio zeer weigerachtig staan tegenover het verkopen van hun landbouwgrond. Nieuwe grond verkrijgen is dan ook moeilijk voor de Zonnekouter, en als dit gebeurt komt de grond vaak van eigenaars die niet uit de landbouwsector komen. De Zonnekouter ondervindt ook moeite om toegang te krijgen tot de NER-markt omdat zij als biodynamisch bedrijf een buitenbeentje zijn binnen de sector en hun vleesveetak nog niet bestond in 2007, toen de NER’s uitgedeeld werden. Hoewel voor hen ook het credo ‘bodem eerst’ geldt, vergt het ook voor de Zonnekouter moeite om zich te houden aan de inzaaidata van het mestactieplan. Tot slot werd aangehaald dat de Zonnekouter niet in aanmerking komt voor VLIF-steun door de coöperatieve structuur. Daarom wordt veel gebruik gemaakt van de positief onthaalde steun voor niet-productieve investeringen van het Departement Landbouw en Visserij.
Tijdens ons bezoek aan Purfruit leerden we Bart Van Parijs kennen. Bart komt, net zoals de eigenaren van de Zonnekouter, niet uit de landbouwsector. Hij realiseerde een 20-tal jaar geleden zijn eigen zelfplukbedrijf. Een 5000-tal gezinnen komen hier tijdens het plukseizoen vooral blauwe bessen oogsten. Maar ook andere noten en fruit vind je terug op het bedrijf. Bart vertelde over de initiële moeilijkheden die hij ervoer door het gebrek aan kennis van deze specifieke teelten. Hij kreeg verschillende keren met ernstige plagen te maken, maar doordat de zoektocht naar een geschikt biologisch, bestrijdingsmiddel op zich liet wachten, observeerde hij andere beestjes op zijn planten. Deze bleken achteraf de natuurlijke plaagbestrijders te zijn. Sindsdien heeft hij nooit meer gesproeid. Andere plaagbestrijders zijn de kippen die verspreid over het terrein rondlopen, en voornamelijk de slakkenpopulatie in toom houden. Initieel maakte Bart ook gebruik van een druppelsysteem om zijn struiken te bewateren, maar bij de reconversie van een deel van zijn gronden koos hij ervoor om hazelaars en fruitbomen te plaatsen tussen de bessenstruiken. Deze bomen zouden er op termijn voor moeten zorgen dat de struiken minder water zullen verbruiken doordat ze deels beschaduwd worden door de bomen tijdens de zomermaanden. Daarnaast produceren de bomen eetbare vruchten en noten die door de zelfplukkers geoogst kunnen worden.
Naast de fruit- en notenbomen werd een bloemenweide aangelegd om bestuivers en natuurlijke plaagbestrijders aan te trekken. Bart plantte ook een notenboomgaard aan. De maximale notenproductie volgt pas 10 jaar na de aanplant. Deze dip in opbrengst compenseert Bart door organisaties gebruik te laten maken van zijn boomgaard als eventlocatie tijdens een bepaalde periode van het jaar. Dit kan enkel als je al 2 jaar actief landbouwer bent. Voor Bart is dit een aangename verbreding van zijn inkomen die helpt bij de risicospreiding. Wat betreft de notenteelt, werkt Bart samen met andere notentelers en het CCBT aan de ontwikkeling van boomschudders als oogstmethode voor noten. Tot slot lichtte Bart ons de plannen toe om de oude Leie-arm, die zijn gronden omcirkelen, te ontwikkelen tot natte natuur. Bart stelt dat bepaalde vormen van landbouw mogelijk moeten blijven in dat gebied om biodiversiteitsdoelstellingen te behalen of andere ecosysteemdiensten te leveren.
Tot slot bezochten we het melkvee- en akkerbouwbedrijf van Stijn De Wulf. Stijn is in tegenstelling tot de andere bedrijfsleiders wel opgegroeid op een landbouwbedrijf en hij volgde ook regulier landbouwonderwijs. Ongeveer 75 Red Holstein melk- en kalfkoeien en een vijftigtal kalveren en jongvee groeien op in Stijns’ bedrijf, dat een honderdtal hectare omslaat. “De bodem is de basis” is Stijns’ motto en daar begint ook zijn agro-ecologische transitie. Doordat bemesting met drijfmest tot een slechte C/N verhouding in zijn gronden leidde, overwoog Stijn enkel jaren geleden om met niet-kerende bodembewerking te starten. Zo zou hij niet alleen een betere C/N verhouding kunnen realiseren in zijn bodem, maar ook tot een vitalere, robuuste bodem komen die een onafhankelijker stikstofleverend vermogen heeft, alsook een betere waterhuishouding. Hiertoe sloot Stijn zich aan bij een lerend netwerk rond niet-kerende bodembewerking van Inagro. Ondertussen ploegt Stijn enkel nog op de percelen die nadien bewerkt worden door loonwerkers wiens machines een geploegde bodem vereisen voor een optimale werking. Dit geldt voor de wortel- en ajuinteelt. Stijn gebruikt nog steeds gewasbeschermingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld glyfosaat om zijn grasklaver niet-kerend te verwijderen, maar merkt dat hij zijn kunstmestgift kan terugdringen door niet-kerend te werken, zeker op percelen waar het jaar voordien grasklaver of een soortenrijk groenbedekkersmengsel groeide. Stijn droomt ervan om zijn gronden ten allen tijde bedekt te houden, dit door onder andere gebruik te maken van een directzaaimachine. Met zo’n machine zou hij tussen de oogstresten van de voorgaande teelt kunnen zaaien. De oogstresten beperken de onkruiddruk, terwijl de machine de kiemomstandigheden voor het ingezaaide gewas optimaliseren. Het ingezaaide gewas krijgt op die manier een voorsprong op het onkruid, en de bodemstructuur en het bodemleven worden slechts minimaal verstoord.
Ondanks het gebruik van een melkrobot, verkent Stijn ook de mogelijkheden om de koeien terug meer te laten grazen in een kruidenrijk grasland, in plaats van ze te voeden met soja, graan en maïs uit het buitenland. Hij is ervan overtuigd dat dierlijke productie enkel op die manier nog duurzaam stand kan houden in Vlaanderen Zo’n grasland vergt minder inputs en werkt dus kostenbesparend. Ook alternatieve teelten zoals eiwitgewassen, sorghum, mengteelten, rogge en wikke wekken steeds meer Stijns’ interesse. Stijn ervaart een grote nood aan kennis om deze omslag mogelijk te maken en adviesverlening is nog moeilijk te vinden. Tegelijkertijd heeft hij steeds minder tijd omdat hij zijn aandacht over twee takken moeten verdelen en er steeds meer administratieve verplichtingen bekomen, die volgens hem jammer genoeg te veel focussen op bestraffen in plaats van het begeleiden van landbouwers. Het is ook deze administratieve last die Stijn ervan deed afzien om om te schakelen naar biologische landbouw, maar hij is nu wel op zoek naar manieren om de meerprijs van niet-kerende bodembewerking vergoedt te krijgen. In dat opzicht hoopt hij bijvoorbeeld te kunnen rekenen op een diverser aanbod aan pre-ecoregelingen, bijvoorbeeld voor mechanische onkkruidbestrijding.